Categorie Archief: Geen Categorie

De eenmanszaak in echtscheiding

Valt de eenmanszaak in de gemeenschap van goederen?

Als echtgenoten gaan scheiden moet de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen worden gedeeld. Zo ook het ondernemersvermogen van de eenmanszaak van één van de echtgenoten, mits de eenmanszaak nog bestaat op het moment dat het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank wordt ingediend. Dat moment is de peildatum voor de samenstelling van de gemeenschap van goederen. Alle bestanddelen die de gemeenschap van goederen op dat moment bevat, moeten tussen de echtgenoten worden gedeeld.

Dat is alleen anders als de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld die inhouden dat de eenmanszaak buiten de gemeenschap van goederen blijft en voor hen die trouw(d)en na 1 januari 2018 indien de eenmanszaak reeds bestond voordat het huwelijk werd gesloten. Uiteraard dient dan wel nauwkeurig vastgelegd te worden waar de eenmanszaak uit bestaat. Mocht de eenmanszaak bij huwelijkse voorwaarden zijn uitgesloten, of mocht gehuwd zijn na 1 januari 2018, dan blijft kort gezegd het voorhuwelijkse ondernemersvermogen buiten de gemeenschap. Wel kunnen activa toch tot de gemeenschap gaan behoren als deze met meer dan 50% gemeenschapsgeld worden vervangen. In dat geval ontstaat een vergoedingsrecht van de ondernemer jegens de gemeenschap van goederen.

Als de eenmanszaak in de gemeenschap van goederen is gevallen staat vast dat de activa en passiva tussen de echtgenoten moeten worden gedeeld. Dat kan op verschillende manieren. Zo kan de echtgenoot die de eenmanszaak voert, deze voortzetten onder verplichting de helft van de waarde van de activa – passiva aan de andere echtgenoot betalen. Een andere mogelijkheid is dat de activa en passiva van de eenmanszaak worden verkocht aan derden.

Maar tegen welke waarde?

Peildatum voor de waardering van de bestanddelen van de gemeenschap van goederen is het moment van feitelijke verdeling. Dat is het moment dat bijvoorbeeld de activa en passiva van de eenmanszaak worden verkocht of het moment dat partijen overeenkomen of de rechter bepaalt dat de eenmanszaak aan een van partijen toekomt.

Zolang de activa niet zijn verdeeld, behoren deze tot de ontbonden gemeenschap en delen beide echtgenoten in de waardeontwikkelingen. Voor de passiva geldt dat aansluiting wordt gezocht bij de datum van samenstelling, nu de toe- of afname vanaf die datum alleen kan plaatsvinden door een positief resultaat van de eenmanszaak of een toename van schulden die de echtgenoot na de peildatum creëert.

Een verlies of gerealiseerde winst is niet een last of vrucht van de gemeenschap van goederen. Het resultaat van de periode na indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding – peildatum voor de samenstelling – komt voor rekening en risico van de echtgenoot die de eenmanszaak voert. Net als dat bijvoorbeeld het loon van de andere echtgenoot voor diens rekening en risico komt.

Hoe zit het dan met de schulden van de eenmanszaak?

Ook de schulden vallen in de gemeenschap van goederen als niets anders is overeengekomen in huwelijkse voorwaarden. Voor de schulden die bestaan op het moment van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding zijn beide echtgenoten in beginsel voor de helft draagplichtig.

Als een van de echtgenoten meer aflost dan zijn helft, heeft hij het recht om dat wat hij teveel heeft afgelost, terug te vorderen van de andere echtgenoot: een regresrecht.

De onderlinge draagplicht tussen echtgenoten, staat los van de aansprakelijkheid voor de schulden jegens de schuldeisers. Schulden zijn geen goed en kunnen in die zin niet worden verdeeld. Ook kunnen de echtgenoten zelf niet bepalen wie aansprakelijk is voor de schulden, in ieder geval niet zonder instemming van de schuldeiser. Sowieso is de echtgenoot aansprakelijk die de schuld aanging. Daarbij wordt de echtgenoot die tijdens het huwelijk niet aansprakelijk was voor de schuld, dat bij echtscheiding ineens wel en zelfs hoofdelijk. De schuldeiser kan de schuld dus bij ieder van de echtgenoten voor het geheel incasseren. Wel geldt de beperking dat voor de schuld waarvoor de echtgenoot tijdens het huwelijk niet aansprakelijk was maar door echtscheiding wel wordt, slechts mag worden uitgewonnen dat wat de echtgenoot uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap van goederen heeft gekregen.

Kortom

Wees je bewust van voorgaande consequenties. Stel het gaat niet goed met de onderneming. Het ging al niet goed, maar het feit dat je verwikkeld bent in een echtscheidingsprocedure, maakt dat niet beter. Toch besluit je de eenmanszaak voort te zetten, als is het maar in de periode dat nog niet duidelijk is hoe de eenmanszaak moet worden gedeeld met je ex-partner. Het verlies komt voor jouw rekening. Terwijl jouw ex wel recht heeft op de helft van de waarde van de activa en passiva: bijvoorbeeld de bedrijfsbus, machines ed. Bovendien hoeft zij slechts de helft van de schulden van de eenmanszaak af te lossen die er waren op het moment dat het verzoekschrift tot echtscheiding werd ingediend.

 

 

WWZ-update: gedeeltelijke compensatie transitievergoeding zieke werknemer

Eliza_Akopova-siteWerkgevers kiezen in deze tijden steeds vaker voor een inhoudsloze instandhouding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer die twee jaar of langer arbeidsongeschikt is. Dit ter voorkoming van het moeten betalen van een transitievergoeding. Als het aan de wetgever ligt, komt hierin op korte termijn een belangrijke verandering.

Transitievergoeding

Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (hierna: “WWZ”) is de werkgever aan de werknemer onder omstandigheden een wettelijke transitievergoeding verschuldigd. Dit geldt ook als de werknemer 2 jaar of langer ziek is geweest en de arbeidsovereenkomst op die grond beëindigd wordt. Het doel van de transitievergoeding is immers compensatie voor ontslag. Denkbaar is dan ook dat een zieke werknemer meer behoefte heeft aan die compensatie dan een gezonde werknemer die ontslagen wordt.

Het verschuldigd zijn van een transitievergoeding na een ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid wordt door veel werkgevers als onrechtvaardig ervaren. Tijdens de ziekteperiode van twee jaar is immers al het loon aan de werknemer doorbetaald. En de werkgever heeft vaak extra kosten moeten maken in verband met de re-integratie. Om dan te voorkomen dat na twee jaar ziekte, bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, een transitievergoeding moet worden betaald, houdt de werkgever de arbeidsovereenkomst op papier in stand. Dit heeft zowel voor werkgever als werknemer risico’s en nadelige gevolgen.

Ter voorkoming van deze ongewenste situatie is een wetswijziging noodzakelijk.

Wat stelt de regering voor?

Volgens het conceptwetsvoorstel blijft de werkgever de wettelijke transitievergoeding na 2 jaar ziekte verschuldigd. Wel wordt voorgesteld om de werkgever vanuit het Algemene Werkloosheidsfonds hiervoor volledig te compenseren. Tegenover deze compensatie staat wel een verhoging van de uniforme premie. Het voorstel houdt verder in dat er geen onderscheid wordt gemaakt naar de aard van het dienstverband (tijdelijk of voor onbepaalde tijd) of de wijze van beëindiging (beëindiging middels een vaststellingsovereenkomst valt hier dus ook onder).

Beperkingen hoogte compensatie

De hoogte van de te compenseren transitievergoeding wordt wel beperkt tot het moment waarop de loondoorbetalingsplicht van de werkgever eindigt. Bovendien zal de compensatie niet meer bedragen dan het bedrag gelijk aan het tijdens ziekte van de werknemer betaalde loon. Tot slot telt de periode voor een eventuele opgelegde loonsanctie niet mee voor de berekening van de hoogte van de compensatie.

Inwerkingtreding

Hebt u reeds afscheid genomen van een zieke werknemer en hebt u daarbij de wettelijke transitievergoeding uitgekeerd? Bewaar in dat geval uw administratie goed! Naar verwachting zal de maatregel met terugwerkende kracht per 1 juli 2015 worden ingevoerd.

Bij ministeriële regeling zullen uitvoeringsregels worden gesteld met betrekking tot de procedure van het aanvragen en toekennen van de compensatie.

Mocht u nog vragen hebben over het voorgaande dan kunt u contact opnemen met Eliza Akopova (e.akopova@abmaschreurs.nl).

Gepubliceerd: 23 november 2016

Erfgenamen beter beschermd door wet BETS?

Maand van de Ondernemer > Blik op de toekomst

Onverwacht mogen meedelen in een erfenis. Meedelen in de spaarcenten van een oudtante. Of: plotseling eigenaar zijn van een vakantiehuisje in Frankrijk. Het klinkt vaak te leuk om waar te zijn.

Het gebeurt namelijk steeds vaker dat de erfenis schulden bevat. Als erfgenaam moet je hierdoor voorzichtig handelen. Aanvaard je de nalatenschap zuiver, dan word je ook met jouw privé vermogen aansprakelijk voor de schulden van de nalatenschap.

De nieuwe Wet bescherming erfgenamen tegen schulden (wet BETS) zorgt er sinds 1 september 2016 voor dat minder snel wordt aangenomen dat jij als erfgenaam de nalatenschap zuiver hebt aanvaard. Ook zorgt deze nieuwe wet er voor dat erfgenamen na een confrontatie met onverwachte schulden alsnog beneficiair kunnen aanvaarden.

Aanvaarden van de nalatenschap

Je hebt als erfgenaam de keuze om een nalatenschap wel of niet te aanvaarden.

> Bij het wel aanvaarden van de nalatenschap bestaat er de keuze tussen zuiver of beneficiair aanvaarden.

  • Aanvaard je als erfgenaam zuiver, dan word je als erfgenaam verantwoordelijk voor zowel de schulden, als bezittingen van de nalatenschap. Let op: door schuldeisers van de nalatenschap kan jij ook in privé worden aangesproken.
  • Aanvaard je de erfenis onder het voorrecht van een boedelbeschrijving (beneficiair aanvaarden), dan word je ook aansprakelijk voor alle schulden en bezittingen van de nalatenschap. Een belangrijk verschil met het zuiver aanvaarden van de nalatenschap is dat je met deze variant niet met jouw privé vermogen aansprakelijk wordt indien schulden hoger zijn dan bezittingen. Een zeer verstandige keuze dus.

> Het niet aanvaarden van de nalatenschap wordt ook wel het verwerpen van de nalatenschap genoemd.

Besluit je om de nalatenschap te verwerpen, dan ben je geen erfgenaam meer. Dit kan zowel financiële als emotionele redenen hebben. Verwerp je enkel om financiële redenen, dan kan beneficiair aanvaarden ook een goede oplossing zijn. Mogelijk blijken er in de nalatenschap toch nog onverwachte bezittingen te zijn. Zijn er enkel – zoals je mogelijk voorzag – schulden, dan ben jij daarvoor niet met jouw privé vermogen verantwoordelijk.

Let op, je zult zorgvuldig jouw keuze moeten maken: uitgangspunt is dat deze keuze niet kan worden teruggedraaid! Je hebt drie maanden te tijd om jouw keuze te maken. Deze periode wordt het recht van beraad genoemd. Schuldeisers van de nalatenschap mogen in deze periode niet in actie komen (tenzij de overledene al failliet was op het moment van overlijden).

Hoe maak je deze keuze kenbaar?

Het verwerpen of beneficiair aanvaarden van de nalatenschap kan worden gedaan bij de griffie van de rechtbank behorend bij de laatste woonplaats waar erflater is overleden.

Let op: de keuze wordt niet enkel kenbaar door het doen van deze verklaring. Jouw keuze kan ook worden afgeleid uit jouw handelen. Totdat jij je keuze hebt gemaakt: wees voorzichtig met jouw handelingen ten behoeve van de nalatenschap. Denk hierbij aan het leeghalen van de woning van de erflater of het doen van betalingen vanaf de rekening van de erflater. Hieruit kan worden afgeleid dat jij de nalatenschap zuiver hebt aanvaard.

Onduidelijkheid

Het moge duidelijk zijn dat in de praktijk veel onduidelijkheid was wanneer een erfgenaam zich nou als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt. Soms werd hierdoor te snel aangenomen dat er sprake was van zuivere aanvaarding, zonder dat de erfgenaam daarop bedacht was.

In mei 2015 heeft de hoogste rechter van Nederland, de Hoge Raad, nog moeten bepalen dat het betalen van een etentje van de rekening van erflater, op de dag van overlijden, niet direct tot de conclusie kan leiden dat de erfgenamen geacht worden de nalatenschap zuiver te hebben aanvaard.

De wetgever heeft aanleiding gezien om meer duidelijkheid te verschaffen wanneer een erfgenaam zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt.

Wet bescherming erfgenamen tegen schulden (wet BETS)

Sinds 1 september 2016 is nu in de wet opgenomen dat de erfgenamen, die nog niet hebben verklaard de nalatenschap beneficiair te aanvaarden, geacht worden de nalatenschap zuiver te hebben aanvaard door bijvoorbeeld goederen van de nalatenschap te verkopen of te bezwaren, of op andere wijze deze goederen aan het verhaal van de schuldeisers onttrekt.

De bedoeling van de wet is om erfgenamen wel in staat te stellen om de nalatenschap te beheren, zonder dat zij dan direct worden geacht zuiver te hebben aanvaard. Gaan de handelingen van de erfgenamen verder dan het beheer, dan is er dus wel sprake van zuivere aanvaarding.

Een paar voorbeelden:

> het vestigen van een hypotheek op de woning van erflater is wel het onttrekken van de woning aan verhaal van de schuldeisers > wel zuivere aanvaarding.

> het meenemen van een fotoalbum uit de woning van erflater >  het fotoalbum is geen verhaalsobject en het meenemen daarvan leidt dus niet tot zuivere aanvaarding.

Alhoewel de wet ten doel heeft om duidelijkheid te verschaffen, zal nog per geval discussie kunnen worden gevoerd of de erfgenamen zich hebben gedragen alsof zij de nalatenschap zuiver hebben aanvaard.

Wil je deze discussie als erfgenaam niet: zorg er dan voor dat je de verklaring van beneficiaire aanvaarding uitbrengt. Ga je vervolgens als erfgenaam aan de slag met de nalatenschap, dan kan aan jou geen verwijt meer worden gemaakt.

Herkansing op beneficiaire aanvaarding bij onverwachte schulden

De nieuwe Wet BETS heeft nog een tweede verandering met zich meegebracht: heb je als erfgenaam zuiver aanvaard en word je geconfronteerd met onverwachte schulden: dan mag je alsnog het verzoek aan de kantonrechter doen om beneficiair te aanvaarden.

Deze uitzondering moet wel heel beperkt worden opgevat, het gaat slechts om uitzonderingssituaties. Het moet gaan om een schuld die je als erfgenaam niet kende, maar ook niet behoorde te kennen. Bovendien moet je binnen drie maanden na ontdekking van het bestaan van deze schuld het verzoek bij de kantonrechter indienen.

Het niet kennen van een schuld wordt niet al te snel aangenomen. Van jou als erfgenaam mag worden verwacht dat jij, voordat jij tot aanvaarding van de nalatenschap overgaat, enig onderzoek doet in de administratie van erflater. Van hypotheekschulden, debetsaldi van de rekening-courant, onbetaalde schulden en belastingschulden wordt de bekendheid verondersteld.

Wat is dan wel een onverwachte schuld? Een onverwachte vordering tot vergoeding van schade uit hoofde van onrechtmatig handelen door erflater tijdens diens leven.

Al met al blijft het gewoonweg verstandig om een nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Mocht de nalatenschap een positief saldo hebben, dan deel je hierin mee. Als de schulden hoger zijn dan de baten, dan kan jij als erfgenaam hiervoor niet met jouw privé vermogen worden aangesproken. Dit blijft, met of zonder de Wet BETS, hetzelfde.

 

Wie betaalt de rekening-courantschuld bij echtscheiding?

Maand van de Ondernemer 2016 > Blik op de toekomst

Kennisbericht 16Bo_Visser-site

Veel ondernemers maken als zij trouwen huwelijkse voorwaarden op. Die voorwaarden houden dan in dat de onderneming buiten de gemeenschap van goederen valt en dus alleen van de ondernemer is. Doel hiervan is de partner veilig te stellen voor schulden van de onderneming, maar andersom ook het bedrijf veilig te stellen in het geval van echtscheiding. Helaas wordt dit doel niet altijd behaald.

In het artikel: “Hoe houd je de waarde van jouw bedrijf voor jezelf bij echtscheiding” van Laura Mulders is uitgelegd dat het ondanks de huwelijkse voorwaarden toch mogelijk is dat jouw ex-partner bij echtscheiding aanspraak kan maken op (gelden van) jouw onderneming (zie onderstaand een korte samenvatting van dit artikel).

Onderdeel van de ingewikkelde en omvangrijke verrekendiscussie die vaak speelt bij de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, is de rekening-courant schuld van de Directeur Grootaandeelhouder (DGA) aan de besloten vennootschap (B.V.). Deze is namelijk van invloed op de waarde van de aandelen en/of de hoogte van de opgepotte winst. Maar ook is er vaak discussie over wie de rekening-courant schuld moet dragen, als deze door de echtgenoten is gebruikt voor de kosten van de huishouding.

Wat is een rekening courant schuld?

Iedere ondernemer betaalt wel eens privéfacturen met geld dat hij van zijn B.V. leent via de rekening-courant verhouding. Vaak gaat het verder dan dat en worden bedragen van de onderneming geleend om de kosten van de huishouding tijdens het huwelijk te betalen. Het salaris van de DGA blijkt dan onvoldoende om deze kosten te dragen. De bedoeling is dat deze privéuitgaven uiteindelijk weer aan de B.V. worden terugbetaald, maar vaak gebeurt dat niet (tijdig). Bij echtscheiding wordt deze schuld ineens een probleem, want:

Wie moet deze schuld betalen?!

Hoofdregel is dat schulden niet meetellen in de verrekening die alsnog dient plaats te vinden vanwege het niet-uitgevoerde periodiek verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden. Het gaat immers alleen om de herbelegging van overgespaarde inkomsten, dus slechts om positieve bestanddelen. Het is dus niet zo, dat als blijkt dat de waarde van jouw onderneming toch met jouw ex-partner moet worden gedeeld, op deze waarde de rekening-courant schuld in mindering kan worden gebracht, zodat jouw ex-partner feitelijk meedraagt in deze schuld.

Jouw schuld als DGA aan de B.V. verhoogt dus de waarde van de aandelen en de helft daarvan komt jouw ex-partner toe. Dit, terwijl jij zelf de hele rekening-courant schuld uiteindelijk zal moeten aflossen, zonder dat jouw ex-partner daarin deelt.

Dit voelt niet eerlijk. Waarom zou jij alleen voor een schuld moeten opdraaien, terwijl jouw ex-partner daar net zo goed de voordelen van heeft gehad. De kosten van de huishouding waren immers kosten van jullie samen.

De rechter kan niet bepalen dat jouw ex-partner ook tegen over de B.V. aansprakelijk wordt voor deze rekening-courant schuld. Maar deze kan wél bepalen dat jouw ex-partner voor de helft draagplichtig is voor de schuld en dat jij een vergoedingsrecht hebt. Hiervoor zijn bijzondere omstandigheden vereist.

Helaas bestaat zowel in de literatuur als in de jurisprudentie nog steeds verschil van mening over de precieze invloed van een schuld in rekening-courant op de omvang van de verrekenvordering. Met de uitspraak van de Hoge Raad van 8 juli jl. lijkt er meer duidelijkheid te zijn gegeven.

De Hoge Raad bepaalde in dat geval, kort gezegd, dat het Gerechtshof opnieuw onderzoek moet doen naar hoe en waarom de rekening-courant schuld precies is ontstaan en op grond daarvan een nieuwe beslissing moet nemen. Een ingewikkelde uitspraak, maar hieruit is af te leiden dat de Hoge Raad van oordeel is dat jouw ex-partner draagplichtig is voor het deel van de rekening-courant schuld dat is gebruikt voor de kosten van de huishouding, als de uitkeringen die vanuit de B.V. konden worden voldaan onvoldoende waren om deze kosten van de huishouding te dragen.

Het is nu wachten op de eerst beslissing van een rechtbank of gerechtshof waarin dit oordeel van de Hoge Raad concreet wordt toegepast.

Wat kun jij als ondernemer tijdens het huwelijk doen?

Voorkom dat je als ondernemer bij echtscheiding blijft zitten met een rekening-courant schuld!

  1. Gebruik de rekening-courant schuld niet om de kosten van de huishouding te betalen;
  2. Als je dit wel doet, houdt dan een goede administratie bij waaruit blijkt in hoeverre de rekening-courant schuld is gebruikt voor de kosten van de huishouding en hoe de B.V. er toen voorstond;
  3. Los tijdens het huwelijk al zoveel mogelijk op deze rekening-courant schuld af.

Wellicht ten overvloede: De gemeenschap van goederen

Voor de goede orde;, indien je bent getrouwd in gemeenschap van goederen is de onzekerheid over de rekening-courant schuld er niet. De schuld valt dan in de gemeenschap van goederen. Beide echtgenoten zijn dan gehouden om de helft van deze schuld aan de B.V. terug te betalen. Daar staat dan wel tegenover dat de aandelen in de B.V. ook in de gemeenschap van goederen vallen.

Samenvatting: “Hoe houd je de waarde van jouw bedrijf voor jezelf bij echtscheiding” van Laura Mulders

In de huwelijkse voorwaarden wordt vaak een periodiek verrekenbeding opgenomen, dat de echtgenoten verplicht jaarlijks de overgespaarde inkomsten (= de inkomsten van dat jaar die niet zijn uitgegeven aan de kosten van de huishouding) te verrekenen. De ervaring is dat de meeste echtgenoten aan zo’n verrekenbeding nooit uitvoering geven. Tijdens het huwelijk vloeien delen van deze overgespaarde inkomsten in de onderneming of blijven overgespaarde inkomsten in de onderneming achter als opgepotte winst. Bij echtscheiding dient de afgesproken verrekening dan alsnog plaats te vinden. Er wordt dan gekeken naar de herbelegging van de overgespaarde inkomsten. Daarbij geldt het vermoeden dat alles wat er op het moment van echtscheiding is, wordt vermoed te zijn ontstaan door herbelegging van overgespaarde inkomsten.

Hoe houd je de waarde van jouw bedrijf voor jezelf bij echtscheiding?

Maand van de ondernemer 2016 – Blik op de toekomst

Kennisbericht 3

Veel mensen weten dat huwelijkse voorwaarden gemaakt moet worden, zodat je niet in gemeenschap van goederen trouwt. Iedereen is zich ook bewust van de gemeenschap van goederen, die door het huwelijk automatisch ontstaat. Deze gemeenschap houdt in dat alle vermogensbestanddelen – en dus ook het bedrijf – bij helfte verdeeld moeten worden. Alhoewel dit ook zeer lastige materie kan zijn, zal ik mij  in dit Kennisbericht beperken tot de vraag:  ”Hoe de waarde van jouw bedrijf juist niet te delen en/of te verrekenen”.

Huwelijkse voorwaardenLaura Mulders

Wat veel ondernemers niet beseffen is dat óók bij gemaakte huwelijkse voorwaarden alsnog de gehele of een deel van de waarde van de onderneming met de ex-partner moet worden gedeeld. Weliswaar hoef je het bedrijf dan niet te “verdelen” het blijft immers jouw bedrijf, maar de waarde of een gedeelte van de waarde moet in zo’n geval worden “verrekend”. Of dat in jouw geval zou moeten, hangt af van de vormgeving van de huwelijkse voorwaarden. Om die reden zal hieronder een stappenplan gegeven worden, zodat je kunt bezien of in jouw geval de huwelijke voorwaarden aangepast dienen te worden.

Reden voor paniek? Het stappenplan:

Stap 1
1. Zeer voor de hand liggend, maar je begint met het erbij pakken van de huwelijkse voorwaarden. Meestal is hierin opgenomen dat géén gemeenschap van goederen zal ontstaan, meestal in het eerste artikel.

Check: √, ga naar stap 2.

Mocht dit er niet in staan, dan is wél een gemeenschap van goederen ontstaan. Immers zonder afwijkende huwelijkse voorwaarden op dit punt, is een gemeenschap van goederen het uitgangspunt.
Stap 2
2. Staat er in de huwelijkse voorwaarden een periodiek of finaal verrekenbeding? Dat betekent dat in de huwelijkse voorwaarden een artikel is opgenomen waarin – kort gezegd – staat: overgespaarde inkomens moeten aan het einde van het jaar verrekend worden, of bij het einde van het huwelijk moet alsnog verrekend worden.
De finale verrekening zal hier verder niet aan de orde komen, maar zo’n bepaling resulteert meestal in een bepaling dat bij het einde van het huwelijk alsnog de waarde gelijkelijk verrekend moet worden.

Conclusie: de waarde in het bedrijf kan dus niet door jezelf worden gehouden. Staat er dus wél een verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden?

Check: √, ga naar stap 3.

Mochten deze bepalingen over verrekening er niet in staan: gefeliciteerd!!! Je hebt succesvol een “koude uitsluiting” bewerkstelligd, waarbij geen verrekening van de waarde van jouw bedrijf hoeft plaats te vinden.
Stap 3
3. Van belang is welk inkomensbegrip is gehanteerd in de huwelijkse voorwaarden. Immers, alleen datgene wat als inkomsten wordt bestempeld én niet is uitgegeven (overgespaard) had je met elkaar moeten delen. Vallen in de huwelijkse voorwaarden onder inkomsten ook de winsten uit jouw onderneming?

Check: √, ga naar stap 4.

In de meeste gevallen valt winst uit onderneming onder het inkomstenbegrip. Bij hoge uitzondering niet.

Stap 4
4. Als het inkomensbegrip in het verrekenbeding winst uit onderneming betreft, moet je dus verrekenen. Er zijn verschillende mogelijkheden waarop de waarde van jouw bedrijf met de ex-partner verrekend moet worden. Hieronder zullen de verschillende manieren van verrekening kort worden toegelicht.

TOCH VERREKENEN, WAT BETEKENT DIT?

Zoals al even kort – bij stap 3 – aan de orde kwam: je had jaarlijks “overgespaard inkomen” moeten verrekenen. Dat betekent dat je dus ieder jaar bij de kerstboom had moeten bekijken welk deel van het inkomen niet is uitgegeven aan de kosten van de huishouding, maar in feite op de spaarrekening kon worden gezet. Als je dit jaarlijks hebt gedaan en ieder heeft de helft van dit bedrag gehad, dan heeft de verrekening plaatsgevonden en is er dus ook geen aanleiding meer om alsnog tot verrekening aan het einde van het huwelijk over te gaan.

De ervaring leert dat deze jaarlijkse verrekening bij de kerstboom niet plaatsvindt. Bij het einde van het huwelijk is onoverzichtelijk wat nu jaarlijks verrekend had moeten worden. De wetgever heeft om die reden een bewijsvermoeden opgenomen, dat alle vermogensbestanddelen worden vermoed te zijn gevormd uit hetgeen je had moeten verrekenen. Met andere woorden: op die manier kom je bijna toch uit op een gemeenschap van goederen. Pas als je kunt bewijzen dat geen overgespaard inkomen gemoeid is geweest bij een vermogensbestanddeel, blijft dit buiten de verrekening met de ex-partner.

Ten aanzien van de onderneming betekent dit dat je dient te bewijzen dat bij de oprichting van de onderneming of uitbreiding daarvan geen overgespaard inkomen is gebruikt. Ook mag er tijdens het huwelijk geen schuld zijn afgelost met overgespaard inkomen ten behoeve van de oprichting of uitbreiding van de onderneming. Ben je in deze bewijsopdracht geslaagd, dan valt de waarde van de onderneming (aandelen van de BV, of de waarde van de eenmanszaak) buiten de verrekening.

Maar, let op!

Nog steeds blijft een mogelijke aanspraak open, ondanks geslaagd te zijn in deze bewijsopdracht. Mocht je jezelf nu niet een “redelijk” salaris hebben uitgekeerd, waardoor winst in het bedrijf is achtergebleven, dan kan de ex-partner stellen dat deze “opgepotte winst” nog voor verrekening in aanmerking komt.

HOE NU VERDER?

Kortom, het is niet eenvoudig om erachter te komen wat jouw huwelijkse voorwaarden nu precies betekenen, helemaal als hierin een verrekenbeding is opgenomen. Het leidt in de meeste gevallen toch tot verrekening van (een deel van) de waarde van jouw bedrijf.
Ben je tot de conclusie gekomen dat jouw geval aanleiding geeft tot vragen, gezien de ingewikkeldheid van de materie of nu niet alle situaties in detail besproken zijn. Schroom niet om juridisch advies in te winnen, zodat je weet waar je staat en jij jouw rechtspositie mogelijk kan veranderen.

Laura Mulders

Tel.: 088-4331414

l.mulders@abmaschreurs.nl

Wat zijn de voordelen en nadelen van een fiscale eenheid?

Kennisbericht 13  

Het Gerechtshof Amsterdam heeft – naar aanleiding van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geoordeeld dat de Nederlandse fiscus niet zomaar grensoverschrijdende fiscale eenheden mag weigeren. [1] Waarom willen vennootschappen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormen? Wat zijn de voordelen van een fiscale eenheid voor u als ondernemer en welke nadelen zijn er? In dit artikel ga ik antwoord geven op deze vragen.

Wat is een fiscale eenheid?

Bij een fiscale eenheid worden de resultaten van de dochtermaatschappij toegerekend aan de moedermaatschappij. De dochtermaatschappij houdt niet op te bestaan. Fiscaalrechtelijk bestaat de dochtermaatschappij, maar zij is niet meer zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting komt tot stand door een verzoek in te dienen bij de Belastingdienst, meer concreet bij de inspecteur van de moedermaatschappij.

In artikel 15 Wet vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Vpb 1969) is de fiscale eenheid geregeld. Hierin is – kort gezegd – bepaald dat de moedermaatschappij met de dochtermaatschappij een fiscale eenheid kan worden ingeval:

  • een moedermaatschappij 95% van de aandelen in de dochtermaatschappij bezit,
  • recht heeft op 95% van de winst en minimaal 95% van het vermogen van de dochtermaatschappij,
  • minimaal 95% van het stemrecht in de dochtermaatschappij heeft.

Daarnaast is onder andere bepaald dat de moeder- en de dochtermaatschappij feitelijk gevestigd moeten zijn in Nederland ex artikel 15 lid 2 sub c vennootschapsbelasting 1969.

Hierover is inmiddels door het zowel het Amsterdamse als Europese hof geoordeeld dat dit in strijd is met Europese regelgeving. De staatssecretaris van Financiën heeft medegedeeld geen beroep in cassatie in te stellen tegen bovengenoemde uitspraak van het Hof van Amsterdam. Het fiscale eenheidsregime zal dus worden uitgebreid naar buitenlandse situaties in relatie tot andere EU-lidstaten, Noorwegen en Liechtenstein en IJsland.

Maar waarom zou je nu een fiscale eenheid willen vormen? Wat zijn de voordelen?

Voordelen van een fiscale eenheid

1) Minder vennootschapsbelasting betalen, horizontale verliesverrekening

Wanneer de ene concernmaatschappij winst behaalt en een andere concernmaatschappij verlies lijdt, en geen sprake is van fiscale eenheid, dient de vennootschap die winst heeft behaald vennootschapsbelasting te betalen over de behaalde winst. Dit is een hoger bedrag aan vennootschapsbelasting, dan wanneer sprake zou zijn van fiscale eenheid. Indien sprake is van fiscale eenheid, kan de concernmaatschappij het verlies geleden door de ander aftrekken van zijn behaalde winst, waardoor minder vennootschapsbelasting is verschuldigd (verticale verliesverrekening).

2) Intercompany transacties

Ingeval van fiscale eenheid, bestaan transacties tussen de vennootschappen, zogenaamde “intercompany transacties” niet. Interne transacties zijn ”non-existent” voor de vennootschapsbelasting. Er kan onderling geschoven worden met activa en passiva, zonder dat er correcties hoeven plaats te vinden ingeval van onzakelijk handelen, hetgeen wel noodzakelijk is indien geen sprake is van fiscale eenheid.

In de geconsolideerde jaarrekening worden de resultaten uit deze transacties volledig verwijderd, voor zover deze resultaten nog zijn gerealiseerd door transacties met derden.

Let op: deze transacties kunnen wel weer gevolgen hebben bij latere verbreking van de fiscale eenheid.

3) Administratief voordeel

U kan volstaan met één gezamenlijke aangifte in plaats van één aangifte voor elke afzonderlijke maatschappij.

Let op: iedere vennootschap dient wel nog steeds afzonderlijk een jaarrekening te maken. Deze jaarrekeningen worden afzonderlijk ingevoerd per dochtermaatschappij in de aangifte van de moedermaatschappij.

4) Afrekenen stille reserves

Indien sprake is van een fiscale eenheid, is niet bij elke overdracht, hergroepering of splitsing binnen de groep, vennootschapsbelasting verschuldigd over de stille reserves. Deze handelingen bestaan niet voor de vennootschapsbelasting.

Nadelen van een fiscale eenheid

De fiscale eenheid heeft (uiteraard) niet alleen voordelen, maar ook nadelen:

1) Aansprakelijkheid

Vennootschappen die een fiscale eenheid vormen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de door de moedermaatschappij verschuldigde vennootschapsbelasting. De Belastingdienst kan dus elke vennootschap, binnen de fiscale eenheid, aanspreken voor het totaal verschuldigde bedrag aan vennootschapsbelasting.

Let op: deze aansprakelijkheid geldt uiteraard alleen voor schulden die zijn ontstaan na het aangaan van de fiscale eenheid en eindigen bij de verbreking van de fiscale eenheid.

2) Investeringsaftrek

Ingeval van fiscale eenheid krijgt u als ondernemer een lager bedrag aan investeringsaftrek. De investeringsaftrek is een heffingskorting, waardoor u minder belasting hoeft te betalen. Hoe lager de aftrek, hoe meer belasting u dient te voldoen.

Bij de berekening van het bedrag aan gedane investeringen wordt bij de fiscale eenheid uitgegaan van het totaalbedrag aan investeringen gedaan door de vennootschappen gezamenlijk. Dit verhoogt het bedrag aan investeringen. Bij de investeringsaftrek is het zo geregeld dat de hoogte van de aftrek afneemt naarmate het bedrag aan totale investeringen van de belastingplichtige (bij fiscale eenheid: de moedermaatschappij) toeneemt. De fiscale eenheid zorgt er in feite voor dat u een lager bedrag aan investeringsaftrek geniet.

3) Liquidatieverlies

De liquidatieverliesregeling kan niet worden toegepast voor een deelneming in een fiscale eenheid. Het liquidatieverlies houdt, kort gezegd in, dat bij liquidatie van een onderneming, het verlies van de liquidatie (liquidatie-uitkering is lager dan hetgeen u voor de deelneming heeft betaald), in de holding aftrekbaar is. Indien sprake is van een fiscale eenheid kan bij ontvoeging van een deelneming uit de fiscale eenheid de liquidatieverliesregeling niet worden toegepast.

Kortom, er kleven zowel voordelen als nadelen bij het aangaan van een fiscale eenheid. U als ondernemer dient een afweging te maken, of de voordelen opwegen tegen de nadelen in uw geval. In ieder geval is nu duidelijk dat de Belastingdienst ook verzoeken van grensoverschrijdende fiscale eenheden zal honoreren, indien voldaan is aan de overige voorwaarden voor de fiscale eenheid.

[1] Gerechtshof Amsterdam van 11 december 2014, ECLI:NL:HAMS:2014:5184

 

 

 

Voorkom hoge belasting door doorschuiffaciliteit

Met de doorschuiffaciliteit stel je de verplichting tot belastingafdracht uit. Hier kunt je gebruik van maken als je een familiebedrijf hebt en jouw kind is ook werkzaam in het bedrijf. Op een gegeven moment kies je ervoor om de onderneming aan je kind over te dragen. In verband met deze overdracht dient belasting te worden betaald over de zogenoemde stakingswinst. .

Wat is nu precies stakingswinst en hoe werkt die doorschuiffaciliteit?

 

Laten we beginnen met een voorbeeld:

Vader Kees exploiteert een onderneming en wenst zijn onderneming over te dragen aan zijn zoon Tom. Vader Kees – die zijn ondernemingsactiviteiten overdraagt – realiseert bij het overdragen een positief of negatief resultaat.

Als sprake is van een negatief resultaat (kort gezegd: werkelijke waarde is lager dan de boekwaarde van de onderneming) hoeft hier uiteraard geen belasting betaald te worden.

In dit artikel ga ik er vanuit dat er sprake is van een positief resultaat (kort gezegd: werkelijke waarde is hoger dan de boekwaarde van de onderneming), ook wel stakingswinst genoemd. In beginsel dient over de stakingswinst van Kees belasting te worden betaald.

Stakingswinst

Stakingswinst is – kort gezegd – de meerwaarde die ontstaat bij het ”staken” van de onderneming, danwel bij het staken van een gedeelte van de onderneming.

Dit is dus het verschil tussen de fiscale boekwaarde en de economische waarde (werkelijke waarde) van de onderneming op het moment van overdracht. De stakingswinst bestaat uit de stille reserves, de fiscale reserves en goodwill van de onderneming.
Hierbij kan worden gedacht aan – ingeval de onderneming tegen een koopprijs ineens wordt verkocht – het verschil tussen de koopprijs van de onderneming en het saldo van het op boekwaarde geactiveerde activa en passiva van de onderneming. Met andere woorden: het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van de activa en de passiva en de boekwaarde daarvan.

Bijvoorbeeld een pand dat op de balans staat voor € 300.000,-, maar door waardestijgingen in de markt € 600.000,- waard is. Dit verschil vloeit voort uit de waardering van de (ontstane) stille reserves en op de goodwill.
Daarnaast is er ook winst die het gevolg is van het vrijvallen van de fiscale reserves. Hierbij dient gedacht te worden aan het vrijvallen van (bijvoorbeeld) de egalisatiereserve die is gevormd voor toekomstige (periodieke) groot onderhoud aan een bedrijfsmiddel, welk bedrijfsmiddel in het kader van de overdracht van de onderneming is verkocht.
Indien Kees zijn onderneming wil overdragen aan zoon Tom moet hij – in beginsel – over de stakingswinst (stille reserves inclusief goodwill en de fiscale reserves) belasting betalen.

Dit kan tot problemen leiden.

Bij overdracht van de onderneming komen immers meestal geen financiële middelen vrij om de afrekening van de fiscus te betalen. De waardestijgingen in een onderneming zitten meestal in het pand, waardoor betaling aan de fiscus voor moeilijkheden kan zorgen bij een overdracht.

De vraag is dan: welke oplossingen bestaan hiervoor?

Om afrekening over de stakingswinst te voorkomen, kan Kees samen met Tom ervoor kiezen gebruik te maken van de doorschuiffaciliteit ex artikel 3.63 Wet Inkomstenbelasting 2001.
Op grond van deze doorschuiffaciliteit blijft fiscale afrekening over de stille reserves (inclusief goodwill) en fiscale reserves bij de overdragende belastingplichtige (in dit geval Kees) achterwege, indien de onderneming wordt overgedragen aan een mede-ondernemer of een werknemer.

De doorschuiffaciliteit is zoals hierboven gezegd in twee gevallen van toepassing:

  1. bij een mede-ondernemer: indien Tom gedurende 36 maanden, voorafgaand aan de overdracht deel uitmaakte van een samenwerkingsverband met Kees. Tom moet gedurende die 36 maanden als ondernemer winst hebben genoten.
    Let op: een commanditair vennoot wordt niet als ondernemer gezien voor de overdracht. De commanditair vennoot kan dus geen gebruik maken van de doorschuiffaciliteit.
  2. bij een werknemer: indien Tom gedurende 36 maanden, voorafgaand aan het tijdstip van de overdracht van de onderneming, als werknemer in de onderneming werkzaam is geweest. Hier worden aan de aard en de omvang van het dienstverband geen eisen gesteld.

Het verzoek om gebruik te maken van de doorschuiffaciliteit moet bij aangifte door Kees en Tom worden gedaan volgens het bepaalde in artikel 3.63 lid 1 Wet Inkomstenbelasting.
Overigens moet er wel bij vermeld worden dat de doorschuiffaciliteit – in beginsel – niet van toepassing is op de opgebouwde oudedagsreserve (fiscale reserve), nu deze gebonden is aan de persoon van de ondernemer. Hierop is wel een uitzondering, indien de reserve overgaat op zijn partner en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen ex artikel 3.71 Wet Inkomstenbelasting.

Geruisloos

Kenmerkend voor de doorschuiffaciliteit is dat de overdracht “geruisloos” plaatsvindt. Afrekening blijft (voorlopig) achterwege; er vindt uitstel van belastingheffing plaats. Tom wordt geacht in de plaats te zijn getreden van zijn vader voor het bepalen van de winst uit de onderneming. Tom dient dan verder te gaan met de waarden, zoals deze in de boeken staan bij overdracht van de onderneming door Kees.

De fiscus behoudt dus wel zijn claim op de overgedragen stille- en fiscale reserves, alsmede de goodwill. Uiteindelijk, als Tom besluit de onderneming niet meer voort te zetten, dient alsnog afgerekend te worden. Het blijft immers de Belastingdienst.

Verborgen gebreken bij de (ver)koop van een woning

Jolanda-Zeilstra-siteAugustus 2015

Bij de (ver)koop van een woning kunnen – achteraf en veelal onverwacht – (verborgen) gebreken aan het licht komen. Vervelend voor alle betrokken partijen. Hoe kan dit worden voorkomen? En kan de koper in geval van een verborgen gebrek de verkoper aanspreken voor de schade die hij lijdt?

(Ver)koop

Wie een bestaande woning koopt, koopt deze woning in de staat waarin de woning zich op dat moment bevindt. Dus: inclusief alle zichtbare en onzichtbare gebreken (vgl. artikel 5.1 van de NVM Koopakte).
Als koper doet u er dan ook goed aan om voorafgaand aan de koop met een deskundige (zoals een makelaar en/of een bouwkundige) de staat van de woning kritisch onder de loep te nemen. Hierdoor kunnen onaangename verrassingen achteraf worden voorkomen.

Het feit dat de woning wordt overgedragen “in de staat waarin het zich bevindt”, brengt met zich mee dat een eventueel gebrek ná de overdracht van de woning in beginsel voor rekening en risico van de koper komt. Soms kan de verkoper echter toch aansprakelijk zijn voor een gebrek aan de woning.

Aansprakelijkheid verkoper

De verkoper kan aansprakelijk zijn voor een gebrek, wanneer dit gebrek het normale gebruik van de woning in de weg staat en dit gebrek ten tijde van de (ver)koop niet bekend was of had moeten zijn bij de koper. In artikel 5.3 van de NVM Koopakte garandeert de verkoper aan de koper dat de gekochte woning geschikt is voor normaal gebruik.

Niet elk gebrek aan een woning belemmert het normale gebruik. De koper van een bestaande woning zal, afhankelijk van de ouderdom en de prijs van de woning, tot op zekere hoogte rekening moeten houden met een bepaalde mate van direct te verrichten (achterstallig) onderhoud van de woning. Zo betekent de enkele aanwezigheid van één of meer lekkages of een defecte vloerverwarming niet per definitie dat de woning gebrekkig is (Rb. Arnhem 22 oktober 2008: ECLI:NL:RBARN:2008:BG1764; Rb. Utrecht 16 maart 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ7850). Daarbij zijn onder meer de omvang van het probleem, de ouderdom (van het betreffende deel) van de woning, en de bijkomende negatieve effecten (zoals condensvorming bij een lekkage) van belang.

Een voorbeeld van een situatie waarin een woning niet de eigenschappen bezit die voor het normale gebruik daarvan nodig zijn, is een woning waarvan de balken onder de vloer van de begane grond zijn aangetast door houtrot en houtworm. Ook een woning met een verrotte kapconstructie kan, zelfs in geval van een oude woning, als gebrekkig worden aangemerkt (Gerechtshof Amsterdam 8 januari 2008, ECLI:NL:GHAMS:2008:BC7917).

De verkoper is dan aansprakelijk, ongeacht of hij van het gebrek wist of niet. Voorwaarden zijn wel dat het gebrek al vóór de overdracht van de woning bestond en dat het niet zichtbaar was voor de koper tijdens het bezichtigen van de woning. Bovendien is de verkoper verplicht alle bij hem bekende gebreken van een woning mede te delen aan de (potentiële) koper. Indien de verkoper een bij hem bekend gebrek verzwijgt, kan dit (eveneens) tot aansprakelijkheid leiden.

Verder kan de verkoper in de koopovereenkomst een beperking of uitsluiting van aansprakelijkheid laten opnemen. Een bekend voorbeeld hiervan is de zogeheten ‘ouderdomsclausule’. In deze clausule staat omschreven dat de koper bekend is met de ouderdom van de woning en dat de gebreken die het gevolg zijn van de ouderdom van de woning, voor zijn rekening en risico komen.

Snel klagen

Als u als koper een gebrek ontdekt, moet u dit zo snel mogelijk melden bij de verkoper. In het algemeen is aan deze eis voldaan als de koper de verkoper binnen twee maanden na het ontdekken van het gebrek op de hoogte stelt. Dit kan door de verkoper schriftelijk aan te spreken.

Tips

• Onder het mom “voorkomen is beter dan genezen”; zorgt u er als (potentiële) koper voor dat u weet wat u koopt. Dit doet u bijvoorbeeld door een eigen (aankopend) makelaar in de arm te nemen en/of een bouwtechnische keuring te laten uitvoeren. Ook is het in het algemeen aan te bevelen om voor een woning een goede inboedel- en opstalverzekering af te sluiten. Indien zich na de koop toch een verborgen gebrek voordoet, dan dient de koper dit zo snel mogelijk schriftelijk kenbaar te maken bij de verkoper.
• Als verkoper dient u de (potentiële) koper zo veel als nodig in te lichten over de bij u bekende gebreken, zodat de koper – op basis van deze kennis – een weloverwogen beslissing kan nemen betreffende de koop van de woning. Doe dit vooral in overleg met de (verkopend) makelaar. Of de verkoper kan worden aangesproken voor een gebrek dat zich voordoet, hangt in belangrijke mate af van wat er tussen de koper en verkoper is afgesproken en wat de aard en omvang van het gebrek inhoudt.

Mocht er na de koop toch een gebrek naar voren komen, dan is het aan te raden om zo spoedig mogelijk deskundige informatie in te winnen. U kunt hierover vrijblijvend contact opnemen met één van de advocaten van de sectie Vastgoed van Abma Schreurs Advocaten, mevrouw mr. J.P. (Jolanda) Zeilstra (j.zeilstra@abmaschreurs.nl of 088- 433 1414). Wij zijn u graag van dienst!

Verborgen gebreken bij de (ver)koop van een woning

Bij de (ver)koop van een woning kunnen – achteraf en veelal onverwacht – (verborgen) gebreken aan het licht komen. Vervelend voor alle betrokken partijen. Hoe kan dit worden voorkomen? En kan de koper in geval van een verborgen gebrek de verkoper aanspreken voor de schade die hij lijdt?

(Ver)koop

Wie een bestaande woning koopt, koopt deze woning in de staat waarin de woning zich op dat moment bevindt. Dus: inclusief alle zichtbare en onzichtbare gebreken (vgl. artikel 5.1 van de NVM Koopakte).

Als koper doet u er dan ook goed aan om voorafgaand aan de koop met een deskundige (zoals een makelaar en/of een bouwkundige) de staat van de woning kritisch onder de loep te nemen. Hierdoor kunnen onaangename verrassingen achteraf worden voorkomen.

Het feit dat de woning wordt overgedragen “in de staat waarin het zich bevindt”, brengt met zich mee dat een eventueel gebrek ná de overdracht van de woning in beginsel voor rekening en risico van de koper komt. Soms kan de verkoper echter toch aansprakelijk zijn voor een gebrek aan de woning.

Aansprakelijkheid verkoper

De verkoper kan aansprakelijk zijn voor een gebrek, wanneer dit gebrek het normale gebruik van de woning in de weg staat en dit gebrek ten tijde van de (ver)koop niet bekend was of had moeten zijn bij de koper. In artikel 5.3 van de NVM Koopakte garandeert de verkoper aan de koper dat de gekochte woning geschikt is voor normaal gebruik.

Niet elk gebrek aan een woning belemmert het normale gebruik. De koper van een bestaande woning zal, afhankelijk van de ouderdom en de prijs van de woning, tot op zekere hoogte rekening moeten houden met een bepaalde mate van direct te verrichten (achterstallig) onderhoud van de woning. Zo betekent de enkele aanwezigheid van één of meer lekkages of een defecte vloerverwarming niet per definitie dat de woning gebrekkig is (Rb. Arnhem 22 oktober 2008: ECLI:NL:RBARN:2008:BG1764; Rb. Utrecht 16 maart 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ7850). Daarbij zijn onder meer de omvang van het probleem, de ouderdom (van het betreffende deel) van de woning, en de bijkomende negatieve effecten (zoals condensvorming bij een lekkage) van belang.

Een voorbeeld van een situatie waarin een woning niet de eigenschappen bezit die voor het normale gebruik daarvan nodig zijn, is een woning waarvan de balken onder de vloer van de begane grond zijn aangetast door houtrot en houtworm (Rb. Midden-Nederland 30 december 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:7363). Ook een woning met een verrotte kapconstructie kan, zelfs in geval van een oude woning, als gebrekkig worden aangemerkt (Gerechtshof Amsterdam 8 januari 2008, ECLI:NL:GHAMS:2008:BC7917).

De verkoper is dan aansprakelijk, ongeacht of hij van het gebrek wist of niet. Voorwaarden zijn wel dat het gebrek al vóór de overdracht van de woning bestond en dat het niet zichtbaar was voor de koper tijdens het bezichtigen van de woning. Bovendien is de verkoper verplicht alle bij hem bekende gebreken van een woning mede te delen aan de (potentiële) koper. Indien de verkoper een bij hem bekend gebrek verzwijgt, kan dit (eveneens) tot aansprakelijkheid leiden.

Verder kan de verkoper in de koopovereenkomst een beperking of uitsluiting van aansprakelijkheid laten opnemen. Een bekend voorbeeld hiervan is de zogeheten ‘ouderdomsclausule’. In deze clausule staat omschreven dat de koper bekend is met de ouderdom van de woning en dat de gebreken die het gevolg zijn van de ouderdom van de woning, voor zijn rekening en risico komen.

Snel klagen

Als u als koper een gebrek ontdekt, moet u dit zo snel mogelijk melden bij de verkoper. In het algemeen is aan deze eis voldaan als de koper de verkoper binnen twee maanden na het ontdekken van het gebrek op de hoogte stelt. Dit kan door de verkoper schriftelijk aan te spreken.

Tips

  • Onder het mom “voorkomen is beter dan genezen”; zorgt u er als (potentiële) koper voor dat u weet wat u koopt. Dit doet u bijvoorbeeld door een eigen (aankopend) makelaar in de arm te nemen en/of een bouwtechnische keuring te laten uitvoeren. Ook is het in het algemeen aan te bevelen om voor een woning een goede inboedel- en opstalverzekering af te sluiten. Indien zich na de koop toch een verborgen gebrek voordoet, dan dient de koper dit zo snel mogelijk schriftelijk kenbaar te maken bij de verkoper.
  • Als verkoper dient u de (potentiële) koper zo veel als nodig in te lichten over de bij u bekende gebreken, zodat de koper – op basis van deze kennis – een weloverwogen beslissing kan nemen betreffende de koop van de woning. Doe dit vooral in overleg met de (verkopend) makelaar. Of de verkoper kan worden aangesproken voor een gebrek dat zich voordoet, hangt in belangrijke mate af van wat er tussen de koper en verkoper is afgesproken en wat de aard en omvang van het gebrek inhoudt.

Mocht er na de koop toch een gebrek naar voren komen, dan is het aan te raden om zo spoedig mogelijk deskundige informatie in te winnen. U kunt hierover vrijblijvend contact opnemen met één van de advocaten van de sectie Vastgoed van Abma Schreurs Advocaten, mevrouw mr. J.P. (Jolanda) Zeilstra (j.zeilstra@abmaschreurs.nl of 088- 433 1414). Wij zijn u graag van dienst!

Door verjaring eigenaar worden van grond.

26 januari 2015

Mr. G.M. (Gijsbert) Pierik

Door verjaring eigenaar worden van grond. Hoe zit het ook al weer?

Algemeen

Het kan voorkomen dat u als eigenaar van een perceel grond niet precies helder heeft waar en hoe de eigendomsgrenzen liggen van uw perceel. Ook kan het zo zijn dat u als gebruiker van een perceel grond meent eigenaar te zijn van het betreffende perceel grond. Dat bezit en eigendom niet altijd overeenstemmen blijkt vaak na raadpleging van het Kadaster.

Een geschil over dergelijke eigendomsverhoudingen doet zich vaak voor tussen buren. Daarbij moet vooral worden gedacht aan een schutting die niet op de (juridische) erfgrens staat. Ook zie ik het nogal eens voorkomen bij gemeentegrond, in het bijzonder bij stroken of percelen openbaar groen; de gemeentegrond grenst in dat geval vaak direct aan een perceel met een woonhuis. De eigenaar van het perceel met woonhuis vergroot zijn tuin dan door ook dat stukje gemeentegrond te gaan gebruiken als tuin en door onderhoud te plegen aan de gemeentegrond. De vraag is natuurlijk of dit gebruik voldoende is voor het verkrijgen van de grond door verjaring. Dit leidt automatisch tot de discussie over het eigendom van het betreffende (kleine) stukje grond en soms zelfs tot een langlopende juridische procedure. Het is daarom verstandig om – voor u uw eigendom op een perceel op grond van verjaring meent te kunnen claimen – te weten wat uw juridische positie is en of een beroep op verjaring kansrijk is.

Eigendom door verjaring

Het is mogelijk om eigenaar te worden van een perceel (gemeente)grond door verjaring. Het is echter van belang om twee soorten verjaring te onderscheiden, te weten verkrijgende verjaring en bevrijdende verjaring.

Van verkrijgende verjaring is sprake bij een onafgebroken bezit van tien jaar te goeder trouw (artikel 3:99 lid 1 Burgerlijk Wetboek). Van goede trouw is alleen sprake als – kort gezegd – u zich ook terecht als eigenaar van het perceel mocht beschouwen. Als u uit de openbare registers kunt afleiden dat u geen eigenaar van het perceel grond bent, dan zal het zeer lastig zijn om verkrijgende verjaring aan te tonen. In de meeste gevallen valt uit de kadastrale gegevens in samenhang met de akte van levering namelijk wel af te leiden wie eigenaar was van een bepaald perceel. Een beroep op verkrijgende verjaring slaagt daarom vaak niet omdat de noodzakelijke goede trouw ontbreekt.

Daarnaast bestaat, zoals gezegd, de mogelijkheid van het verkrijgen van een perceel grond door bevrijdende verjaring (artikel 3:105 BW juncto artikel 3:306 BW). Van bevrijdende verjaring is sprake als u een perceel grond in uw bezit heeft op het moment dat een periode van twintig jaar verstrijkt. Bij bevrijdende verjaring speelt het begrip goede trouw geen rol. Dus ook als u weet dat u en/of uw rechtsvoorgangers het perceel grond niet in eigendom had(den), wordt u als bezitter van het stuk grond eigenaar als de verjaringstermijn van twintig jaar is volgelopen. Na verloop van twintig jaar kan de (voormalige) eigenaar namelijk geen vordering tot beëindiging van het onrechtmatige bezit meer instellen.

Bezit/houderschap

Een geslaagd beroep op verjaring ontstaat niet enkel door tijdsverloop. Voor een geslaagd beroep op verjaring dient ook sprake te zijn van ondubbelzinnig bezit gedurende een periode van tien of twintig jaar. Er is sprake van ondubbelzinnig bezit als u een stuk grond voor uzelf houdt, ook de feitelijke macht heeft over de grond en u zich als eigenaar gedraagt. Of hiervan sprake is hangt telkens af van de feitelijke situatie. Indien u bijvoorbeeld een stuk grond pacht, dan gedraagt u zich niet als eigenaar. In dat geval is er geen sprake van bezit, maar van houderschap. Van het in eigendom verkrijgen van het stuk grond door verjaring is dan geen sprake.

Recente uitspraken

Uit de rechtspraak kan worden aangenomen dat er sprake is van bezit als het perceel door middel van een schutting, hekwerk of ondoordringbare haag is afgezet en niet meer vrij toegankelijk is voor derden. Ook als het voor derden op een andere manier duidelijk is dat het stuk grond door u in bezit is genomen, kan bezit worden aangenomen. U dient echter wel aan te tonen dat het bezit voor een periode van tien of twintig jaar heeft voortgeduurd. Dit bewijs is niet altijd gemakkelijk te leveren. Het bewijs wordt in de meeste gevallen geleverd door foto’s en/of verklaringen van derden, zoals buren.

In twee recente uitspraken van de Rechtbank Oost-Brabant van 22 oktober 2014 (ECLI:NL:RBOBR:2014:6306 en ECLI:NL:RBOBR:2014:6307) blijkt nogmaals wanneer sprake is van ondubbelzinnig bezit en wanneer niet. Hoewel het om soortgelijke stroken/percelen grond gaat, oordeelt de rechtbank in beide uitspraken anders.

De rechtbank overweegt in de eerste uitspraak dat enkel het gebruik van het perceel onvoldoende is om ondubbelzinnig bezit aan te nemen, aangezien het perceel in casu niet was afgezet met een hekwerk of een ondoordringbare heg. Bovendien was de strook grotendeels bestraat met klinkers. Op grond van deze omstandigheden was de rechtbank van oordeel dat de eigenaar/gemeente er niet bedacht op hoefde te zijn dat zij het eigendom zou verliezen. Van een inbezitneming van de grond was volgens de rechtbank geen sprake. Nu het bezit ontbreekt, is er geen sprake van overgang van eigendom door verjaring.

In tegenstelling tot de eerste uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, nam de rechtbank het ondubbelzinnige bezit van de strook/perceel grond wel aan in de tweede uitspraak. In dit geval was bij het in bezit nemen van de strook grond wel een heg en wal van aarde geplaatst, zodat de grond niet langer voor derden vrij toegankelijk was. De gemeente had er daarom in deze situatie wel bedacht op moeten zijn dat zij het eigendom van deze grond zou verliezen na verloop van twintig jaar. Nu de situatie meer dan twintig jaar heeft voortgeduurd, is in deze tweede uitspraak bevrijdende verjaring aangenomen door de rechtbank.

Hoe voorkomt u dat u het bezit verliest?

Van de andere kant bezien: als eigenaar van het stuk grond wilt u voorkomen dat u het bezit van de strook grond verliest. Indien u het gebruik van een strook grond door een derde toestaat, is het daarom raadzaam om nadere afspraken te maken en deze vast te leggen in een huur- of gebruiksovereenkomst.

Op deze manier wordt voorkomen dat deze derde ooit bezitter wordt. Indien een derde al de grond in bezit heeft (genomen), dan dient u de verjaring te stuiten door een stuitingsbrief en voor zover noodzakelijk zelfs de rechtbank te laten vaststellen hoe de eigendomsverhoudingen liggen.

mr. Gijsbert Pierik

g.pierik@abmaschreurs.nl

Telefoonnummer: 088-433 1414