Wat zijn de voordelen en nadelen van een fiscale eenheid?

Kennisbericht 13  

Het Gerechtshof Amsterdam heeft – naar aanleiding van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geoordeeld dat de Nederlandse fiscus niet zomaar grensoverschrijdende fiscale eenheden mag weigeren. [1] Waarom willen vennootschappen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting vormen? Wat zijn de voordelen van een fiscale eenheid voor u als ondernemer en welke nadelen zijn er? In dit artikel ga ik antwoord geven op deze vragen.

Wat is een fiscale eenheid?

Bij een fiscale eenheid worden de resultaten van de dochtermaatschappij toegerekend aan de moedermaatschappij. De dochtermaatschappij houdt niet op te bestaan. Fiscaalrechtelijk bestaat de dochtermaatschappij, maar zij is niet meer zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting komt tot stand door een verzoek in te dienen bij de Belastingdienst, meer concreet bij de inspecteur van de moedermaatschappij.

In artikel 15 Wet vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Vpb 1969) is de fiscale eenheid geregeld. Hierin is – kort gezegd – bepaald dat de moedermaatschappij met de dochtermaatschappij een fiscale eenheid kan worden ingeval:

  • een moedermaatschappij 95% van de aandelen in de dochtermaatschappij bezit,
  • recht heeft op 95% van de winst en minimaal 95% van het vermogen van de dochtermaatschappij,
  • minimaal 95% van het stemrecht in de dochtermaatschappij heeft.

Daarnaast is onder andere bepaald dat de moeder- en de dochtermaatschappij feitelijk gevestigd moeten zijn in Nederland ex artikel 15 lid 2 sub c vennootschapsbelasting 1969.

Hierover is inmiddels door het zowel het Amsterdamse als Europese hof geoordeeld dat dit in strijd is met Europese regelgeving. De staatssecretaris van Financiën heeft medegedeeld geen beroep in cassatie in te stellen tegen bovengenoemde uitspraak van het Hof van Amsterdam. Het fiscale eenheidsregime zal dus worden uitgebreid naar buitenlandse situaties in relatie tot andere EU-lidstaten, Noorwegen en Liechtenstein en IJsland.

Maar waarom zou je nu een fiscale eenheid willen vormen? Wat zijn de voordelen?

Voordelen van een fiscale eenheid

1) Minder vennootschapsbelasting betalen, horizontale verliesverrekening

Wanneer de ene concernmaatschappij winst behaalt en een andere concernmaatschappij verlies lijdt, en geen sprake is van fiscale eenheid, dient de vennootschap die winst heeft behaald vennootschapsbelasting te betalen over de behaalde winst. Dit is een hoger bedrag aan vennootschapsbelasting, dan wanneer sprake zou zijn van fiscale eenheid. Indien sprake is van fiscale eenheid, kan de concernmaatschappij het verlies geleden door de ander aftrekken van zijn behaalde winst, waardoor minder vennootschapsbelasting is verschuldigd (verticale verliesverrekening).

2) Intercompany transacties

Ingeval van fiscale eenheid, bestaan transacties tussen de vennootschappen, zogenaamde “intercompany transacties” niet. Interne transacties zijn ”non-existent” voor de vennootschapsbelasting. Er kan onderling geschoven worden met activa en passiva, zonder dat er correcties hoeven plaats te vinden ingeval van onzakelijk handelen, hetgeen wel noodzakelijk is indien geen sprake is van fiscale eenheid.

In de geconsolideerde jaarrekening worden de resultaten uit deze transacties volledig verwijderd, voor zover deze resultaten nog zijn gerealiseerd door transacties met derden.

Let op: deze transacties kunnen wel weer gevolgen hebben bij latere verbreking van de fiscale eenheid.

3) Administratief voordeel

U kan volstaan met één gezamenlijke aangifte in plaats van één aangifte voor elke afzonderlijke maatschappij.

Let op: iedere vennootschap dient wel nog steeds afzonderlijk een jaarrekening te maken. Deze jaarrekeningen worden afzonderlijk ingevoerd per dochtermaatschappij in de aangifte van de moedermaatschappij.

4) Afrekenen stille reserves

Indien sprake is van een fiscale eenheid, is niet bij elke overdracht, hergroepering of splitsing binnen de groep, vennootschapsbelasting verschuldigd over de stille reserves. Deze handelingen bestaan niet voor de vennootschapsbelasting.

Nadelen van een fiscale eenheid

De fiscale eenheid heeft (uiteraard) niet alleen voordelen, maar ook nadelen:

1) Aansprakelijkheid

Vennootschappen die een fiscale eenheid vormen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de door de moedermaatschappij verschuldigde vennootschapsbelasting. De Belastingdienst kan dus elke vennootschap, binnen de fiscale eenheid, aanspreken voor het totaal verschuldigde bedrag aan vennootschapsbelasting.

Let op: deze aansprakelijkheid geldt uiteraard alleen voor schulden die zijn ontstaan na het aangaan van de fiscale eenheid en eindigen bij de verbreking van de fiscale eenheid.

2) Investeringsaftrek

Ingeval van fiscale eenheid krijgt u als ondernemer een lager bedrag aan investeringsaftrek. De investeringsaftrek is een heffingskorting, waardoor u minder belasting hoeft te betalen. Hoe lager de aftrek, hoe meer belasting u dient te voldoen.

Bij de berekening van het bedrag aan gedane investeringen wordt bij de fiscale eenheid uitgegaan van het totaalbedrag aan investeringen gedaan door de vennootschappen gezamenlijk. Dit verhoogt het bedrag aan investeringen. Bij de investeringsaftrek is het zo geregeld dat de hoogte van de aftrek afneemt naarmate het bedrag aan totale investeringen van de belastingplichtige (bij fiscale eenheid: de moedermaatschappij) toeneemt. De fiscale eenheid zorgt er in feite voor dat u een lager bedrag aan investeringsaftrek geniet.

3) Liquidatieverlies

De liquidatieverliesregeling kan niet worden toegepast voor een deelneming in een fiscale eenheid. Het liquidatieverlies houdt, kort gezegd in, dat bij liquidatie van een onderneming, het verlies van de liquidatie (liquidatie-uitkering is lager dan hetgeen u voor de deelneming heeft betaald), in de holding aftrekbaar is. Indien sprake is van een fiscale eenheid kan bij ontvoeging van een deelneming uit de fiscale eenheid de liquidatieverliesregeling niet worden toegepast.

Kortom, er kleven zowel voordelen als nadelen bij het aangaan van een fiscale eenheid. U als ondernemer dient een afweging te maken, of de voordelen opwegen tegen de nadelen in uw geval. In ieder geval is nu duidelijk dat de Belastingdienst ook verzoeken van grensoverschrijdende fiscale eenheden zal honoreren, indien voldaan is aan de overige voorwaarden voor de fiscale eenheid.

[1] Gerechtshof Amsterdam van 11 december 2014, ECLI:NL:HAMS:2014:5184

 

 

 

Voorkom hoge belasting door doorschuiffaciliteit

Met de doorschuiffaciliteit stel je de verplichting tot belastingafdracht uit. Hier kunt je gebruik van maken als je een familiebedrijf hebt en jouw kind is ook werkzaam in het bedrijf. Op een gegeven moment kies je ervoor om de onderneming aan je kind over te dragen. In verband met deze overdracht dient belasting te worden betaald over de zogenoemde stakingswinst. .

Wat is nu precies stakingswinst en hoe werkt die doorschuiffaciliteit?

 

Laten we beginnen met een voorbeeld:

Vader Kees exploiteert een onderneming en wenst zijn onderneming over te dragen aan zijn zoon Tom. Vader Kees – die zijn ondernemingsactiviteiten overdraagt – realiseert bij het overdragen een positief of negatief resultaat.

Als sprake is van een negatief resultaat (kort gezegd: werkelijke waarde is lager dan de boekwaarde van de onderneming) hoeft hier uiteraard geen belasting betaald te worden.

In dit artikel ga ik er vanuit dat er sprake is van een positief resultaat (kort gezegd: werkelijke waarde is hoger dan de boekwaarde van de onderneming), ook wel stakingswinst genoemd. In beginsel dient over de stakingswinst van Kees belasting te worden betaald.

Stakingswinst

Stakingswinst is – kort gezegd – de meerwaarde die ontstaat bij het ”staken” van de onderneming, danwel bij het staken van een gedeelte van de onderneming.

Dit is dus het verschil tussen de fiscale boekwaarde en de economische waarde (werkelijke waarde) van de onderneming op het moment van overdracht. De stakingswinst bestaat uit de stille reserves, de fiscale reserves en goodwill van de onderneming.
Hierbij kan worden gedacht aan – ingeval de onderneming tegen een koopprijs ineens wordt verkocht – het verschil tussen de koopprijs van de onderneming en het saldo van het op boekwaarde geactiveerde activa en passiva van de onderneming. Met andere woorden: het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer van de activa en de passiva en de boekwaarde daarvan.

Bijvoorbeeld een pand dat op de balans staat voor € 300.000,-, maar door waardestijgingen in de markt € 600.000,- waard is. Dit verschil vloeit voort uit de waardering van de (ontstane) stille reserves en op de goodwill.
Daarnaast is er ook winst die het gevolg is van het vrijvallen van de fiscale reserves. Hierbij dient gedacht te worden aan het vrijvallen van (bijvoorbeeld) de egalisatiereserve die is gevormd voor toekomstige (periodieke) groot onderhoud aan een bedrijfsmiddel, welk bedrijfsmiddel in het kader van de overdracht van de onderneming is verkocht.
Indien Kees zijn onderneming wil overdragen aan zoon Tom moet hij – in beginsel – over de stakingswinst (stille reserves inclusief goodwill en de fiscale reserves) belasting betalen.

Dit kan tot problemen leiden.

Bij overdracht van de onderneming komen immers meestal geen financiële middelen vrij om de afrekening van de fiscus te betalen. De waardestijgingen in een onderneming zitten meestal in het pand, waardoor betaling aan de fiscus voor moeilijkheden kan zorgen bij een overdracht.

De vraag is dan: welke oplossingen bestaan hiervoor?

Om afrekening over de stakingswinst te voorkomen, kan Kees samen met Tom ervoor kiezen gebruik te maken van de doorschuiffaciliteit ex artikel 3.63 Wet Inkomstenbelasting 2001.
Op grond van deze doorschuiffaciliteit blijft fiscale afrekening over de stille reserves (inclusief goodwill) en fiscale reserves bij de overdragende belastingplichtige (in dit geval Kees) achterwege, indien de onderneming wordt overgedragen aan een mede-ondernemer of een werknemer.

De doorschuiffaciliteit is zoals hierboven gezegd in twee gevallen van toepassing:

  1. bij een mede-ondernemer: indien Tom gedurende 36 maanden, voorafgaand aan de overdracht deel uitmaakte van een samenwerkingsverband met Kees. Tom moet gedurende die 36 maanden als ondernemer winst hebben genoten.
    Let op: een commanditair vennoot wordt niet als ondernemer gezien voor de overdracht. De commanditair vennoot kan dus geen gebruik maken van de doorschuiffaciliteit.
  2. bij een werknemer: indien Tom gedurende 36 maanden, voorafgaand aan het tijdstip van de overdracht van de onderneming, als werknemer in de onderneming werkzaam is geweest. Hier worden aan de aard en de omvang van het dienstverband geen eisen gesteld.

Het verzoek om gebruik te maken van de doorschuiffaciliteit moet bij aangifte door Kees en Tom worden gedaan volgens het bepaalde in artikel 3.63 lid 1 Wet Inkomstenbelasting.
Overigens moet er wel bij vermeld worden dat de doorschuiffaciliteit – in beginsel – niet van toepassing is op de opgebouwde oudedagsreserve (fiscale reserve), nu deze gebonden is aan de persoon van de ondernemer. Hierop is wel een uitzondering, indien de reserve overgaat op zijn partner en niet uitgaat boven het ondernemingsvermogen ex artikel 3.71 Wet Inkomstenbelasting.

Geruisloos

Kenmerkend voor de doorschuiffaciliteit is dat de overdracht “geruisloos” plaatsvindt. Afrekening blijft (voorlopig) achterwege; er vindt uitstel van belastingheffing plaats. Tom wordt geacht in de plaats te zijn getreden van zijn vader voor het bepalen van de winst uit de onderneming. Tom dient dan verder te gaan met de waarden, zoals deze in de boeken staan bij overdracht van de onderneming door Kees.

De fiscus behoudt dus wel zijn claim op de overgedragen stille- en fiscale reserves, alsmede de goodwill. Uiteindelijk, als Tom besluit de onderneming niet meer voort te zetten, dient alsnog afgerekend te worden. Het blijft immers de Belastingdienst.

Verborgen gebreken bij de (ver)koop van een woning

Jolanda-Zeilstra-siteAugustus 2015

Bij de (ver)koop van een woning kunnen – achteraf en veelal onverwacht – (verborgen) gebreken aan het licht komen. Vervelend voor alle betrokken partijen. Hoe kan dit worden voorkomen? En kan de koper in geval van een verborgen gebrek de verkoper aanspreken voor de schade die hij lijdt?

(Ver)koop

Wie een bestaande woning koopt, koopt deze woning in de staat waarin de woning zich op dat moment bevindt. Dus: inclusief alle zichtbare en onzichtbare gebreken (vgl. artikel 5.1 van de NVM Koopakte).
Als koper doet u er dan ook goed aan om voorafgaand aan de koop met een deskundige (zoals een makelaar en/of een bouwkundige) de staat van de woning kritisch onder de loep te nemen. Hierdoor kunnen onaangename verrassingen achteraf worden voorkomen.

Het feit dat de woning wordt overgedragen “in de staat waarin het zich bevindt”, brengt met zich mee dat een eventueel gebrek ná de overdracht van de woning in beginsel voor rekening en risico van de koper komt. Soms kan de verkoper echter toch aansprakelijk zijn voor een gebrek aan de woning.

Aansprakelijkheid verkoper

De verkoper kan aansprakelijk zijn voor een gebrek, wanneer dit gebrek het normale gebruik van de woning in de weg staat en dit gebrek ten tijde van de (ver)koop niet bekend was of had moeten zijn bij de koper. In artikel 5.3 van de NVM Koopakte garandeert de verkoper aan de koper dat de gekochte woning geschikt is voor normaal gebruik.

Niet elk gebrek aan een woning belemmert het normale gebruik. De koper van een bestaande woning zal, afhankelijk van de ouderdom en de prijs van de woning, tot op zekere hoogte rekening moeten houden met een bepaalde mate van direct te verrichten (achterstallig) onderhoud van de woning. Zo betekent de enkele aanwezigheid van één of meer lekkages of een defecte vloerverwarming niet per definitie dat de woning gebrekkig is (Rb. Arnhem 22 oktober 2008: ECLI:NL:RBARN:2008:BG1764; Rb. Utrecht 16 maart 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ7850). Daarbij zijn onder meer de omvang van het probleem, de ouderdom (van het betreffende deel) van de woning, en de bijkomende negatieve effecten (zoals condensvorming bij een lekkage) van belang.

Een voorbeeld van een situatie waarin een woning niet de eigenschappen bezit die voor het normale gebruik daarvan nodig zijn, is een woning waarvan de balken onder de vloer van de begane grond zijn aangetast door houtrot en houtworm. Ook een woning met een verrotte kapconstructie kan, zelfs in geval van een oude woning, als gebrekkig worden aangemerkt (Gerechtshof Amsterdam 8 januari 2008, ECLI:NL:GHAMS:2008:BC7917).

De verkoper is dan aansprakelijk, ongeacht of hij van het gebrek wist of niet. Voorwaarden zijn wel dat het gebrek al vóór de overdracht van de woning bestond en dat het niet zichtbaar was voor de koper tijdens het bezichtigen van de woning. Bovendien is de verkoper verplicht alle bij hem bekende gebreken van een woning mede te delen aan de (potentiële) koper. Indien de verkoper een bij hem bekend gebrek verzwijgt, kan dit (eveneens) tot aansprakelijkheid leiden.

Verder kan de verkoper in de koopovereenkomst een beperking of uitsluiting van aansprakelijkheid laten opnemen. Een bekend voorbeeld hiervan is de zogeheten ‘ouderdomsclausule’. In deze clausule staat omschreven dat de koper bekend is met de ouderdom van de woning en dat de gebreken die het gevolg zijn van de ouderdom van de woning, voor zijn rekening en risico komen.

Snel klagen

Als u als koper een gebrek ontdekt, moet u dit zo snel mogelijk melden bij de verkoper. In het algemeen is aan deze eis voldaan als de koper de verkoper binnen twee maanden na het ontdekken van het gebrek op de hoogte stelt. Dit kan door de verkoper schriftelijk aan te spreken.

Tips

• Onder het mom “voorkomen is beter dan genezen”; zorgt u er als (potentiële) koper voor dat u weet wat u koopt. Dit doet u bijvoorbeeld door een eigen (aankopend) makelaar in de arm te nemen en/of een bouwtechnische keuring te laten uitvoeren. Ook is het in het algemeen aan te bevelen om voor een woning een goede inboedel- en opstalverzekering af te sluiten. Indien zich na de koop toch een verborgen gebrek voordoet, dan dient de koper dit zo snel mogelijk schriftelijk kenbaar te maken bij de verkoper.
• Als verkoper dient u de (potentiële) koper zo veel als nodig in te lichten over de bij u bekende gebreken, zodat de koper – op basis van deze kennis – een weloverwogen beslissing kan nemen betreffende de koop van de woning. Doe dit vooral in overleg met de (verkopend) makelaar. Of de verkoper kan worden aangesproken voor een gebrek dat zich voordoet, hangt in belangrijke mate af van wat er tussen de koper en verkoper is afgesproken en wat de aard en omvang van het gebrek inhoudt.

Mocht er na de koop toch een gebrek naar voren komen, dan is het aan te raden om zo spoedig mogelijk deskundige informatie in te winnen. U kunt hierover vrijblijvend contact opnemen met één van de advocaten van de sectie Vastgoed van Abma Schreurs Advocaten, mevrouw mr. J.P. (Jolanda) Zeilstra (j.zeilstra@abmaschreurs.nl of 088- 433 1414). Wij zijn u graag van dienst!

Door verjaring eigenaar worden van grond.

26 januari 2015

Mr. G.M. (Gijsbert) Pierik

Door verjaring eigenaar worden van grond. Hoe zit het ook al weer?

Algemeen

Het kan voorkomen dat u als eigenaar van een perceel grond niet precies helder heeft waar en hoe de eigendomsgrenzen liggen van uw perceel. Ook kan het zo zijn dat u als gebruiker van een perceel grond meent eigenaar te zijn van het betreffende perceel grond. Dat bezit en eigendom niet altijd overeenstemmen blijkt vaak na raadpleging van het Kadaster.

Een geschil over dergelijke eigendomsverhoudingen doet zich vaak voor tussen buren. Daarbij moet vooral worden gedacht aan een schutting die niet op de (juridische) erfgrens staat. Ook zie ik het nogal eens voorkomen bij gemeentegrond, in het bijzonder bij stroken of percelen openbaar groen; de gemeentegrond grenst in dat geval vaak direct aan een perceel met een woonhuis. De eigenaar van het perceel met woonhuis vergroot zijn tuin dan door ook dat stukje gemeentegrond te gaan gebruiken als tuin en door onderhoud te plegen aan de gemeentegrond. De vraag is natuurlijk of dit gebruik voldoende is voor het verkrijgen van de grond door verjaring. Dit leidt automatisch tot de discussie over het eigendom van het betreffende (kleine) stukje grond en soms zelfs tot een langlopende juridische procedure. Het is daarom verstandig om – voor u uw eigendom op een perceel op grond van verjaring meent te kunnen claimen – te weten wat uw juridische positie is en of een beroep op verjaring kansrijk is.

Eigendom door verjaring

Het is mogelijk om eigenaar te worden van een perceel (gemeente)grond door verjaring. Het is echter van belang om twee soorten verjaring te onderscheiden, te weten verkrijgende verjaring en bevrijdende verjaring.

Van verkrijgende verjaring is sprake bij een onafgebroken bezit van tien jaar te goeder trouw (artikel 3:99 lid 1 Burgerlijk Wetboek). Van goede trouw is alleen sprake als – kort gezegd – u zich ook terecht als eigenaar van het perceel mocht beschouwen. Als u uit de openbare registers kunt afleiden dat u geen eigenaar van het perceel grond bent, dan zal het zeer lastig zijn om verkrijgende verjaring aan te tonen. In de meeste gevallen valt uit de kadastrale gegevens in samenhang met de akte van levering namelijk wel af te leiden wie eigenaar was van een bepaald perceel. Een beroep op verkrijgende verjaring slaagt daarom vaak niet omdat de noodzakelijke goede trouw ontbreekt.

Daarnaast bestaat, zoals gezegd, de mogelijkheid van het verkrijgen van een perceel grond door bevrijdende verjaring (artikel 3:105 BW juncto artikel 3:306 BW). Van bevrijdende verjaring is sprake als u een perceel grond in uw bezit heeft op het moment dat een periode van twintig jaar verstrijkt. Bij bevrijdende verjaring speelt het begrip goede trouw geen rol. Dus ook als u weet dat u en/of uw rechtsvoorgangers het perceel grond niet in eigendom had(den), wordt u als bezitter van het stuk grond eigenaar als de verjaringstermijn van twintig jaar is volgelopen. Na verloop van twintig jaar kan de (voormalige) eigenaar namelijk geen vordering tot beëindiging van het onrechtmatige bezit meer instellen.

Bezit/houderschap

Een geslaagd beroep op verjaring ontstaat niet enkel door tijdsverloop. Voor een geslaagd beroep op verjaring dient ook sprake te zijn van ondubbelzinnig bezit gedurende een periode van tien of twintig jaar. Er is sprake van ondubbelzinnig bezit als u een stuk grond voor uzelf houdt, ook de feitelijke macht heeft over de grond en u zich als eigenaar gedraagt. Of hiervan sprake is hangt telkens af van de feitelijke situatie. Indien u bijvoorbeeld een stuk grond pacht, dan gedraagt u zich niet als eigenaar. In dat geval is er geen sprake van bezit, maar van houderschap. Van het in eigendom verkrijgen van het stuk grond door verjaring is dan geen sprake.

Recente uitspraken

Uit de rechtspraak kan worden aangenomen dat er sprake is van bezit als het perceel door middel van een schutting, hekwerk of ondoordringbare haag is afgezet en niet meer vrij toegankelijk is voor derden. Ook als het voor derden op een andere manier duidelijk is dat het stuk grond door u in bezit is genomen, kan bezit worden aangenomen. U dient echter wel aan te tonen dat het bezit voor een periode van tien of twintig jaar heeft voortgeduurd. Dit bewijs is niet altijd gemakkelijk te leveren. Het bewijs wordt in de meeste gevallen geleverd door foto’s en/of verklaringen van derden, zoals buren.

In twee recente uitspraken van de Rechtbank Oost-Brabant van 22 oktober 2014 (ECLI:NL:RBOBR:2014:6306 en ECLI:NL:RBOBR:2014:6307) blijkt nogmaals wanneer sprake is van ondubbelzinnig bezit en wanneer niet. Hoewel het om soortgelijke stroken/percelen grond gaat, oordeelt de rechtbank in beide uitspraken anders.

De rechtbank overweegt in de eerste uitspraak dat enkel het gebruik van het perceel onvoldoende is om ondubbelzinnig bezit aan te nemen, aangezien het perceel in casu niet was afgezet met een hekwerk of een ondoordringbare heg. Bovendien was de strook grotendeels bestraat met klinkers. Op grond van deze omstandigheden was de rechtbank van oordeel dat de eigenaar/gemeente er niet bedacht op hoefde te zijn dat zij het eigendom zou verliezen. Van een inbezitneming van de grond was volgens de rechtbank geen sprake. Nu het bezit ontbreekt, is er geen sprake van overgang van eigendom door verjaring.

In tegenstelling tot de eerste uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, nam de rechtbank het ondubbelzinnige bezit van de strook/perceel grond wel aan in de tweede uitspraak. In dit geval was bij het in bezit nemen van de strook grond wel een heg en wal van aarde geplaatst, zodat de grond niet langer voor derden vrij toegankelijk was. De gemeente had er daarom in deze situatie wel bedacht op moeten zijn dat zij het eigendom van deze grond zou verliezen na verloop van twintig jaar. Nu de situatie meer dan twintig jaar heeft voortgeduurd, is in deze tweede uitspraak bevrijdende verjaring aangenomen door de rechtbank.

Hoe voorkomt u dat u het bezit verliest?

Van de andere kant bezien: als eigenaar van het stuk grond wilt u voorkomen dat u het bezit van de strook grond verliest. Indien u het gebruik van een strook grond door een derde toestaat, is het daarom raadzaam om nadere afspraken te maken en deze vast te leggen in een huur- of gebruiksovereenkomst.

Op deze manier wordt voorkomen dat deze derde ooit bezitter wordt. Indien een derde al de grond in bezit heeft (genomen), dan dient u de verjaring te stuiten door een stuitingsbrief en voor zover noodzakelijk zelfs de rechtbank te laten vaststellen hoe de eigendomsverhoudingen liggen.

mr. Gijsbert Pierik

g.pierik@abmaschreurs.nl

Telefoonnummer: 088-433 1414